Nieuwsberichten
DE AMBITIES VAN SPORTAKKOORD II VAN VOORAL WOORDEN NAAR VOORAL DADEN
16 februari 2023
Het eerste Nationaal Sportakkoord heeft veel in gang gezet en lokaal overal navolging gekregen. De uitdagingen waar de samenleving voor stond zijn sindsdien echter niet verkleind, integendeel. Grote groepen Nederlanders blijven te weinig sporten en bewegen en in de jeugd van twaalf tot achttien jaar groeit het aantal afhakers verontrustend snel. Hoogste tijd voor een upgrade van dat Sportakkoord, maar wat is er concreet anders buiten het cijfer dat er aan werd toegevoegd? De ondertekenaars kwamen het zelf toelichten.
Tekst: Jeroen Kuypers
Het feit dat we tegenwoordig twee ministers hebben met sport in hun portefeuille zegt veel over het toegenomen gewicht dat sportief bewegen in de politieke schaal legt. Dat uitgerekend Conny Helder, belast met langdurige zorg en sport, zich heeft ingezet voor het tot stand komen van een tweede Nationaal Sportakkoord, zegt dan weer veel over de link met gezondheid en welzijn. Op 16 februari jl. was zij een van de aanwezige prominenten tijdens het symposium van Sportief Verbinden in het Rotterdamse Ahoy. Het tweede Nationale Sportakkoord was weliswaar al enkele maanden voordien ondertekend, maar tijdens deze goed bezochte bijeenkomst werd de impact ervan uitgelegd aan een deel van ‘het werkveld’. Wat is de concrete betekenis van dit vervolg op het Sportakkoord van enkele jaren geleden? “Dit is een akkoord op hoofdlijnen,” verklaarde Martijn Kooijman, waarnemend directeur van het ministerie van VWS. “De komende maanden zullen we het nog handen en voeten geven met concretiseringen. Het eerste akkoord was vooral agendazettend, met dit tweede willen we in de eerste plaats resultaten gaan boeken.”
Commercie en maatschappelijk engagement
Een eerste resultaat is alvast het aanschuiven geweest van het Platform Ondernemende Sportaanbieders (POS) bij de partijen die dit nieuwe akkoord hebben onderhandeld. Tijdens de presentatie in Ahoy kreeg dit aanschuiven een letterlijke karakter, toen voorzitter Haike Blaauw plaats nam aan de tafel op het podium. Daar werd het akkoord toegelicht aan de hand van de antwoorden op vragen die presentator Suse van Kleef stelde. Het POS vertegenwoordigt ruim honderdduizend medewerkers, van instructeurs in fitnesscentra tot het personeel van golfbanen en maneges. Zoveel Nederlanders sporten tegenwoordig bij ondernemende sportaanbieders, dat het onmogelijk is de ambitieuze doelstelling van het akkoord te bereiken zonder het POS erbij te betrekken. “Wij zijn the new kid on the block,” zei Haike Blaauw. “En wij zijn een ander soort partij, profit in plaats van non-profit. Natuurlijk moeten wij winst maken om te kunnen innoveren, maar we gebruiken dat geld ook om nieuwe doelgroepen te bereiken, waaronder de mensen die tot nog toe niet geneigd waren om te gaan sporten. Commercie en maatschappelijk engagement staan elkaar niet in de weg bij veel van onze leden. Integendeel, velen willen niet liever dan hun maatschappelijke relevantie verhogen en zien deze samenwerking als een middel daartoe.” Bij het eerste Sportakkoord was er nog sprake van een driehoek (Rijk, Gemeenten en Bonden), nu is die samenwerking veranderd in een vierkant met ondernemers erbij. Maar Haike Blaauw heeft niet de illusie dat de samenwerking met die nieuwe partner direct zonder hobbels zal plaatsvinden. “Lokale overheden zullen moeten leren óók de ondernemende sportaanbieders binnen hun gemeentegrenzen bij het beleid te betrekken. En omgekeerd zullen onze leden moeten beseffen dat ze niet met een lege kruiwagen naar het gemeentehuis kunnen lopen, in de verwachting dat die daar wel gevuld zal worden.”
Een collectieve gedragsverandering
Minister Conny Helder lichtte de beslissing het POS bij het akkoord te betrekken toe. “Sport is nu eenmaal geen staatsbedrijf. We hebben een rijk verenigingsleven maar de uitdaging waar we voor staan is zeer groot en om die aan te kunnen hebben we echt alle betrokkenen nodig. De komende decennia verdubbelt het aantal ouderen, terwijl daar geen aanwas van jongeren tegenover staat. Er zijn grote groepen die heel afkerig staan tegenover sport en bewegen, simpelweg omdat ze nooit gestimuleerd werden er toe over te gaan. Dan denk ik bijvoorbeeld aan meisjes met een niet-westerse migratieachtergrond. We zullen, als bevolking, dus echt anders over vitaliteit moeten gaan denken, een collectieve gedragsverandering doorvoeren, maar dat gaat niet vanzelf.” Het antwoord van Marc van den Tweel, algemeen directeur van NOC*NSF was, dat we misschien het best a an die uitdaging tegemoet komen door onze doel expres nóg wat ambitieuzer te maken. “Door je doelen heendenken, wordt dat wel genoemd. En zijn ze echt té ambitieus? Op Papendal krijgen we geregeld bezoek van buitenlandse delegaties. Altijd weer zijn ze onder de indruk hoe goed wij alles op sportief gebied geregeld hebben. Dus is het werkelijk onhaalbaar om in 2032 het meest sportieve land ter wereld te zijn? Misschien is het wel degelijk een realistisch doel.”
Structureel gesubsidieerd
Hanne van Aart, burgemeester van Loon op Zand en vicevoorzitter van de VSG, noemde nog een belangrijke verbetering die dit tweede Sportakkoord impliceert tegenover het eerste, en dat is de veranderde subsidieaanvraag. “Projecten worden dankzij de SPUK-regeling structureel en samenhangend gesubsidieerd en niet meer één voor één. Gemeenten worden ook uitgenodigd om meer samen te werken en na te gaan wat ze gezamenlijk kunnen doen om het sporten en bewegen te stimuleren, eventueel ook door gezamenlijk daarvoor geld aan te vragen. Op alle vlakken zie je een ontschotting en dat zal ons zeer vooruit helpen.” Aan optimistische woorden dus geen gebrek aan de tafel waaraan de ondertekenaars hadden plaatsgenomen. Iets anders had niemand ook verwacht. Geen enkele trainer houdt zijn ploeg vlak vóór de match voor dat het een nederlaag of gelijk spel kan worden. We gaan hoe dan ook winnen. Tijdens de panelsessies die na het plenaire gedeelte werden gehouden werden echter naast de kansen om de ambities van dit Sportakkoord te halen ook de hobbels nader onder de loep genomen.
SportPlus vereniging
Om de haalbaarheid van de doelstellingen adequaat in te schatten moeten sportwethouders en sportambtenaren kijken naar drie aspecten van de sport in hun gemeente: het fundament, het bereik en de betekenis. Wat dat fundament betreft werd er – niet toevallig – gerefereerd naar een wijk van de Rotterdamse metropool. In Alexanderpolder is er een tafeltennisvereniging, TTV Alexandria, die het bijzonder goed doet. Ze heeft 266 leden, een eigen accommodatie die zowel doordeweeks als in het weekend en ’s avonds kan worden gebruikt, en een schare aan vrijwilligers, onder wie goed onderlegde trainers en begeleiders. Die begeleiding is belangrijk, omdat Alexandria een zogenaamde SportPlus vereniging is. “De vereniging die dit predicaat krijgt is vitaal en maatschappelijk betrokken,” legde de directeur van Rotterdam Sportsupport, Gert-Jan Lammens, uit. “Dat wil zeggen dat het bestuur de zaken juridisch en financieel allemaal in de hand heeft, dat er voldoende kader is en de club dus bloeit en groeit. Maar er zijn niet zoveel van dit soort verenigingen. Grofweg een kwart verdient dit predicaat. Daaronder zit een grote groep die het min of meer redt en daaronder een wat kleinere die worstelt om te overleven.” De steun van de gemeente was essentieel bij het rolstoeltoegankelijk maken van de accommodatie die Alexandria van haar huurt, maar de toestroom aan nieuwe leden is geheel haar eigen werk. “De oudste is 94,” zei aftredend voorzitter Saskia Meijer. “We hebben ouderen, mensen met een beperking, mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt – een brede range aan wijkbewoners die nooit hadden gedacht dat ze zouden kunnen tafeltennissen of dat ze de sport uit hun jeugd nog opnieuw konden oppikken. We hebben buurtbewoners uit een isolement gehaald, vrolijker en vitaler gemaakt – want tafeltennissen kan eigenlijk iedereen, op zijn of haar eigen niveau. Mijn droom is dat we ooit nog eens een park krijgen, waar onze leden in de buitenlucht kunnen spelen.”
Niet zo florissant
Alexandria is dus een succes (en een groot ook), maar een van de weinige. Het verdient navolging in deze deelgemeente van 95.000 inwoners, evengoed als elders in het land. De tafeltennissport zelf staat er namelijk helemaal niet zo florissant voor, legde de voorzitter van de Nederlandse Tafeltennisbond, Jan Simon, uit: “Onze bond telt vijfhonderd leden. Ik zou willen dat ze alle vijfhonderd waren zoals Alexandria maar helaas is er slechts een twintigtal dat hiermee vergelijkbaar is. De meeste verenigingen zijn veel kleiner dan deze Rotterdamse. De kleinste heeft nauwelijks zes leden en veel verenigingen dreigen te verdwijnen zodra hun voorzitter ermee op houdt. Illustratief voor de kleinschaligheid en de problematiek die hiermee samen gaat, vind ik dat de voorbije jaren slechts vijftig van de vijfhonderd tafeltennisclubs een aanvraag hebben ingediend in het kader van de lokale sportakkoorden. Wij willen ze graag hiermee helpen, maar ze nemen vaak niet eens de moeite bij ons kantoor aan te kloppen.”
Buiten de traditionele doelgroep
Het verenigingsglas kunnen we als half vol beschouwen of half leeg. Er zijn overal in het land sportverenigingen die met succes de uitdaging hebben aangenomen mensen die niet of nauwelijks bewegen (van ouderen en langdurig zieken tot niet-werkenden die hun huis niet meer uitkomen) bij de sport te betrekken. Er zijn ook heel veel verenigingen die noch het kader, noch de financiële middelen, noch de energie hebben om hieraan te beginnen. Des te beter dus dat er commerciële sportaanbieders zijn die dit wél doen. Een van hen is Hanieh van Vilsteren-Kamran, oprichter en eigenaar van Tabonon in Zwolle. “Ik kom uit Iran en hoewel ik al vanaf mijn vierde jaar in Nederland woon, heb ik lange tijd geworsteld met de vraag: ‘Wie ben ik?’. In mijn jeugd werd ik geregeld met negatief commentaar geconfronteerd en de vechtsport werd mijn middel om mezelf weerbaarder te kunnen opstellen en zekerder te voelen. Mijn liefde voor het kickboksen heb ik omgezet in het uitbaten van een sportschool. Die groeide en groeide, omdat ik me nooit alleen tot de traditionele doelgroep van de vechtsporten heb beperkt. Wij hebben juist ook die mensen aangesproken die zich om wat voor reden dan ook kwetsbaar voelden. Wat mij is gelukt, dat moesten anderen ook kunnen, vond ik. Soms heb ik daarvoor financiële risico’s genomen. Dan verdiende ik er aanvankelijk helemaal niets aan. Maar mijn eigen inzet kost niets, heb ik steeds gedacht, en als het toch aanslaat, dan komt het geld vanzelf wel, wat ook zo was. Ik heb echter ook van meet af aan de gemeente opgezocht als partner, meer bepaald Zwolle Sport Support. Ik ben heel blij met dit nieuwe Sportakkoord en de extra mogelijkheden die het schept, maar om werkelijk maatschappelijk van betekenis te zijn, had ik dat akkoord dus niet nodig.”
Impact maken
Een ondernemende sportaanbieder slaagt er vaak in toch een clubgevoel te creëren binnen zijn of haar onderneming. Haike Blaauw suggereerde trouwens dat er tegenwoordig steeds meer mengvormen ontstaan van ondernemers en vereniging. “Wat wij nu bijvoorbeeld zien, is dat directeuren van maneges een padelbaan aanleggen op hun terrein. De ouders die hun kroost halen en brengen kunnen dan samen sporten in plaats van een uur of langer over het hek te hangen en te wachten.” Patrick van Daalen, mede-eigenaar van Unity99 in Rotterdam, vertelde hoe een aanbieder van vechtsporten zijn brood kan verdienen als zelfstandig ondernemer en tegelijk een stevige maatschappelijke impact maken in een achterstandswijk. “Mijn vrouw en ik werken samen met een groep trainers die we zelf hebben opgeleid en die op hun beurt ZZP’er zijn geworden. Wij hebben honderden jongeren van de straat gehaald door ze in vechtsporten te interesseren. Het bijzondere is dat die jongens en meisjes bij ons komen, in de verwachting dat ze zullen leren slaan en schoppen en zich zo beter staande te kunnen houden op straat, en dat ze leren om zichzelf juist beheersen. Ze gaan een heel stuk sterker en zekerder staan in het leven, maar niet door erop los te timmeren, integendeel. Voor ons als trainers en ondernemers geeft de begeleiding van die jongeren een enorme voldoening. Moet je kiezen tussen een impact maken op je medemens of op je bankrekening? Vroeger dacht ik altijd van wel, nu weet ik dat beide mogelijk zijn.”
Voorwaarden stellen
Het voorbeeld van TTV Alexandria werd door iedereen als zeer inspirerend gezien, maar de ondernemende sportaanbieders die aan het woord kwamen, bewezen in passie niet onder te doen voor de voorzitter van deze vereniging. Als het bedoeling was van de organisatoren de meerwaarde duidelijk te maken van deze nieuwe partner van het Sportakkoord, dan is ze dat goed gelukt. Hans Spigt, aftredend voorzitter van de Jeugdzorg Nederland, gaf in een optreden tijdens de panelsessie over de betekenis van sport, toehorende sportambtenaren nog een ander haakje om de ambities van het nieuwe sportakkoord te helpen verwezenlijken. “Gemeenten kopen de jeugdzorg zelf in. Die positie stelt hen in staat bijkomende voorwaarden te stellen aan de toekenning van het contract en ervoor te zorgen dat kwetsbare kinderen kunnen gaan sporten. Er is niets dat een kind meer vernedert dan dat het wordt uitgesloten van zijn ploeg, dat het aan de kant moet gaan staan. Als wij trainers beter instrueren hoe zij deze groep kinderen moeten begeleiden, zullen we veel uitval voorkomen. De sportvereniging kan een cruciale rol spelen in het socialiseren en revalideren van kinderen met mentale problemen.”
Het wezen en de kern
Jongeren met mentale problemen – een groep die in aantal sterk is gegroeid sinds corona – maken deel uit van het leeftijdscohort twaalf tot achttienjarigen. Dáár zien we landelijk momenteel de grootste aantallen afhakers, opnieuw verergerd door de pandemie. “En het is die groep waar we extra op zullen moeten inzetten,” waarschuwde Koen Breedveld, lector Impact of Sports aan de Haagse Hogeschool, die een mini-college kwam geven: “want pubers en adolescenten die geen lid worden van een vereniging en niet of amper sporten, gaan dat later in hun leven evenmin doen. Omgekeerd gaat iemand die in zijn jeugd heeft gesport en als twintiger afhaakt, wegens kinderen of studie, later wel weer sporten. Het fundament is dan al gelegd.” Breedveld vertelde ook over een vriend die hij al tientallen jaren had en die hij had leren kennen tijdens het gezamenlijke sporten in Utrecht, bij een studentensportvereniging. “Dat zegt iets over het belang van sporten, niet alleen over de leefgewoontes maar ook over de persoonlijke banden die op de vereniging ontstaan en die een leven lang voortduren. Daarom zou ik al die bestuurders die zich overspoeld voelen door de maatschappelijke eisen die nu aan hen worden gesteld willen geruststellen. Ook al doe je niets anders dan het wekelijks organiseren van de training en de wedstrijd – dan doe je al iets van fundamenteel belang. Denk nooit: ik kom geen stap verder dan het regelen van het spelletje, want dat is de kern en het wezen van de sport.” Laten we onze maatschappelijke ambitie dus nooit laten beperken door de vele drempels die we moeten zien te overstijgen, maar laten we ook nooit in de put raken als we niet verder komen dan de vereniging in stand te houden. Om sport succesvol als middel in te kunnen zetten, zal ze de deelnemers ervan toch eerst en vooral plezier moeten schenken en blijven schenken. Volhouden is al het halve werk.
Pijn- en aandachtspunten
Zo werd, via een groepsgesprek en drie panelsessies op deze dag ingezoomd op drie belangrijke aspecten van dit tweede Nationale Sportakkoord: het fundament van de sport, het bereik en de betekenis ervan. Iedere toehoorder kon in gedachten nagaan hoe zijn of haar eigen gemeente, regio, club of onderneming op dat vlak scoorde. Natuurlijk weerklonken er veel positieve woorden en felicitaties dat deze nieuwe stap was gezet, maar met name in de panelsessies werd toch ook gewezen op enkele aandachtspunten waar nog een oplossing voor gevonden moet worden. Het Nationale sportbeleid zette een grote stap vooruit tijdens deze dag, alle partijen zijn nu aan boord om Nederland sportiever en gezonder te maken!
Neem bij vragen over Sportief Verbinden contact op met Lieve Kramer.